Het Evangelie

"Want zo lief heeft God de wereld gehad"
Inloggen
Startpagina

terug naar Johannes 6 | verder naar Johannes 8

Johannes 7

[1] En hierna trok Jezus rond in Galilea, want Hij wilde niet in Judea rondtrekken, omdat de Joden Hem probeerden te doden.

[2] En het feest van de Joden, het Loofhuttenfeest, was aanstaande.

[3] Zijn broers dan zeiden tegen Hem: Vertrek vanhier en ga weg naar Judea, zodat ook Uw discipelen de werken die U doet kunnen zien.

[4] Want niemand doet iets in het verborgene, en streeft er tegelijk zelf naar dat men openlijk over hem spreekt. Als U deze dingen doet, maak Uzelf dan openbaar aan de wereld.

[5] Want ook Zijn broers geloofden niet in Hem.

[6] Jezus dan zei tegen hen: Mijn tijd is nog niet aangebroken, maar uw tijd is er altijd.

[7] De wereld kan u niet haten, maar Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig dat haar werken slecht zijn.

[8] Gaat u naar dit feest; Ik ga nog niet naar dit feest, want Mijn tijd is nog niet vervuld.

[9] En nadat Hij dit tegen hen gezegd had, bleef Hij in Galilea.

[10] Maar toen Zijn broers naar het feest gegaan waren, toen ging Hij ook Zelf naar het feest, niet openlijk, maar als in het verborgen.

[11] De Joden dan zochten Hem op het feest en zeiden: Waar is Hij?

[12] En er was veel gemompel over Hem onder de menigten. Sommigen zeiden: Hij is goed; en anderen zeiden: Nee, maar Hij misleidt de menigte.

[13] Toch sprak niemand openlijk over Hem, uit vrees voor de Joden.

[14] Maar toen het feest al half voorbij was, ging Jezus naar de tempel en gaf onderwijs.

[15] En de Joden verwonderden zich en zeiden: Hoe kent Hij de Schriften zonder daarin onderwezen te zijn?

[16] Jezus antwoordde hun en zei: Mijn onderricht is niet van Mij, maar van Hem Die Mij gezonden heeft.

[17] Als iemand de wil heeft om Zijn wil te doen, zal hij van dit onderricht weten of het uit God is, of dat Ik vanuit Mijzelf spreek.

[18] Wie vanuit zichzelf spreekt, zoekt zijn eigen eer, maar Wie de eer zoekt van Hem Die Hem gezonden heeft, Die is waarachtig en geen ongerechtigheid is in Hem.

[19] Heeft Mozes u niet de wet gegeven? En niemand van u doet de wet. Waarom probeert u Mij te doden?

[20] De menigte antwoordde en zei: U bent door een demon bezeten; wie probeert U te doden?

[21] Jezus antwoordde en zei tegen hen: Eén werk heb Ik gedaan en u verwondert u allen.

[22] Welnu, Mozes heeft u de besnijdenis gegeven – niet dat zij van Mozes komt, maar van de vaderen – en u besnijdt iemand op de sabbat.

[23] Als een mens de besnijdenis ontvangt op de sabbat, juist om de wet van Mozes niet te breken, bent u dan verbitterd tegen Mij, omdat Ik een heel mens gezond gemaakt heb op de sabbat?

[24] Oordeel niet naar wat voor ogen is, maar vel een rechtvaardig oordeel.

[25] Sommigen dan van de inwoners van Jeruzalem zeiden: Is Hij het niet Die zij proberen te doden?

[26] En zie, Hij spreekt vrijuit en zij zeggen niets tegen Hem. Zouden onze leiders soms werkelijk tot de erkenning zijn gekomen dat Híj werkelijk de Christus is?

[27] Maar van Hém weten wij waar Hij vandaan komt; wanneer echter de Christus komt, weet niemand waar Hij vandaan komt.

[28] Jezus dan riep in de tempel, terwijl Hij onderwijs gaf en zei: U kent Mij niet alleen, maar u weet ook waar Ik vandaan kom; en Ik ben niet uit Mijzelf gekomen, maar Hij Die Mij gezonden heeft, is waarachtig, en Hem kent u niet.

[29] Maar Ik ken Hem, want Ik ben van Hem afkomstig, en Hij heeft Mij gezonden.

[30] Zij probeerden Hem dan te grijpen, maar niemand sloeg de hand aan Hem, want Zijn uur was nog niet gekomen.

[31] En velen uit de menigte kwamen tot geloof in Hem en zeiden: Wanneer de Christus komt, zal Hij toch niet meer tekenen doen dan Híj gedaan heeft?

[32] De Farizeeën hoorden dat de menigte dit over Hem mompelde, en de Farizeeën en de overpriesters stuurden dienaars om Hem te grijpen.

[33] Jezus dan zei tegen hen: Nog een korte tijd ben Ik bij u en dan ga Ik heen naar Hem Die Mij gezonden heeft.

[34] U zult Mij zoeken maar niet vinden, en waar Ik ben, kunt u niet komen.

[35] De Joden dan zeiden tegen elkaar: Waar zal Hij naartoe gaan, dat wij Hem niet zullen vinden? Hij zal toch niet naar de Grieken in de verstrooiing gaan en de Grieken onderwijzen?

[36] Wat is dit voor een woord dat Hij gezegd heeft: U zult Mij zoeken maar niet vinden; en waar Ik ben, kunt u niet komen?

[37] En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken.

[38] Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.

[39] En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden; want de Heilige Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.

[40] Velen dan uit de menigte die dit woord hoorden, zeiden: Híj is werkelijk de Profeet.

[41] Anderen zeiden: Híj is de Christus. En weer anderen zeiden: De Christus komt toch niet uit Galilea?

[42] Zegt de Schrift niet dat de Christus komt uit het geslacht van David en uit het dorp Bethlehem, waar David was?

[43] Er ontstond dan verdeeldheid onder de menigte vanwege Hem.

[44] En sommigen van hen wilden Hem grijpen, maar niemand sloeg de hand aan Hem.

[45] De dienaars dan kwamen tot de overpriesters en Farizeeën, en die zeiden tegen hen: Waarom hebt u Hem niet meegebracht?

[46] De dienaars antwoordden: Nooit heeft een mens zo gesproken als deze Mens.

[47] De Farizeeën dan antwoordden hun: Bent u soms ook misleid?

[48] Heeft iemand van de leiders soms in Hem geloofd, of van de Farizeeën?

[49] Maar deze menigte, die de wet niet kent, is vervloekt.

[50] Nicodemus, die 's nachts bij Hem gekomen was, die één van hen was, zei tegen hen:

[51] Veroordeelt soms onze wet de mens, als zij hem niet eerst hoort en kennis genomen heeft van wat hij doet?

[52] Zij antwoordden en zeiden tegen hem: Bent u soms ook uit Galilea? Onderzoek en zie dat in Galilea geen profeet is opgestaan.

[53] En ieder ging naar zijn huis.



terug naar Johannes 6 | verder naar Johannes 8